Historische Vereniging Wieringen
De historie van Wieringen, een uniek stukje Nederland
WelkomAgendaOver onsDat was Wieringen toenMarkante WieringersWieringer traditiesWieringer dialectExcursie NieuwsFavoriete LinksWebshopDigitaal Archief
Den Oever

Kaart van Wieringen 1909 Den Oever

 

Op weg naar Den Oever. Het dorpje Oosterland betekent weinig. Het ligt kaal en boomloos in de vlakte, dicht aan zee, waarvan het door een uiterwaard is gescheiden. Wat verder, eveneens aan zee, ligt het dorp Den Oever, wat groter en aanzienlijker als een dicht ineen gebouwde buurt, met houten en stenen gevels.

Eens heeft het vrij wat welvaar genoten door de lichter schippers, die er woonden en door de berging van goederen uit verongelukte schepen. De kettingpompen, die er nog lang bewaard werden, hebben vrij wat goede diensten gedaan en de kleine houten kapel was herhaaldelijk vol met geredde koopwaren. Ter herinnering aan de redding van een in het ijs bekneld schip, hangt er nog ’t model van een scheepje.

Ook bezat het dorp in der tijd een gasthuis. De opkomst van De Helder door het graven van het Noord-Hollandsch kanaal was de ondergang van Den Oever. Thans wordt het meest door visschers en wiermaaiers bewoond. Een stuk wierdijk is nog overgebleven.

Door J. Craandijk, rondreiziger. Uit ‘Eigen Haard’, geïllustreerd Volkstijdschrift uit 1885. Onder redactie van H. de Veer, ds E. van der Veer en Ch. Rochussen.


Den Oever beschreven door Jan de Rijmer
Jan Bakker van de Gest, Jan de Rijmer
Dit dorpje gans aan ’t eind van Wieringen gelegen,
Is dikwijls gans ten prooi aan stormen allerwegen,
Zodat, als storm en vloed het water inwaarts schuift
En op de glooiing breekt, gans over ’t  dorp schuift
Dit dorp, thans klein en oud, dat was in vroeger jaren,
Zo de oorkonde meldt, veel groter, meer welvaren,
Toen loods en schipperij hier vonden goed bestaan
En brachten door hun vak hier goede winsten aan.



2. Men zegt een veertigtal zo lichters als ook kagen,
Die hadden hier een thuis en zeilden alle dagen
Bij beurten hier vandaan, want zie dit was hun vak:
Het lichten van de last, van kof of brik of smak,
De schepen die uit de Oost in Texel binnenkwamen
En bij dit eiland langs, hun koers naar de hoofdstad namen
En door hun diepgang dan soms stuiten op het Vlaak,
Een vlakte in de zee, dan was het hunne taak.

3. Om met hun lichterschip de lading te verlichten,
Opdat het schip weer vlot dan zelf zijn koers kon richten.
Dan brachten zij hun last naar zijn bestemming heen,
Waar dan de koopvaardij dra met de rest verscheen.
Dat lichtervak of gild bestond naar vaste wetten,
Waar ieder lichterman terdeeg had op te letten,
Want wie zich met zijn schip soms in gevaar bevond,
Had aanspraak met veel recht op ieders hulp terstond.

4. Van ieder honderd moest men vijf afstaan tenminste
Voor d’ algemene beurs of kerkje of kapel,
Dat nog door eigen fonds bestaat, zeer knap en wel.
Daar was ook nog een school en gasthuis aan  verbonden,
Waar kinderen onderwijs, en zieken hulp vonden,
Waarnaar, zo ik meen, ook wetten nog bestaan,
Maar voor ’t  grootste deel nu zijn teniet gedaan.

5. Elk dorper die zijn naam wou in ’t  register zetten,
Had aanspraak, maar verbond zich ook aan hunne wetten
En gaf ook aan de kapel van zijn verdiensten een deel.
Zo was dit dorp in bloei en ’t  bond een sterk geheel.
Maar gaan wij zuidwaarts aan dit dorpje nu verlaten
En langs de Stoneledijk over iets anders praten.
Hier ligt nog buitendijks een strook zeer vruchtbaar land,
Weleer zeer groot en breed tot nut der boerenstand.

6. En molen vindt g’ ook hier, om ’t voedzaam graan te malen.
Of ’t  geeft een goed bestaan, dat durf ik niet bepalen.
Maar gaan we ’t  Oeverdorp tezamen nu bezien
Voor ’t  grootste deel bevolkt met kloeke visserlien,
Die met hun blazerschuit geregeld alle dagen 
Heel ver de Noordzee in, hun dierbaar leven wagen.
Men vist naar schol of tong, men hoopt op goed gewin,
Trotseert soms wind en storm om brood van hun gezin.

7. Maar ’t  is van tijd tot tijd door bloed en storm verdronken
En tot een smalle reep van molm en wier geslonken.
Thans brengt het dijkbestuur daar stenen kribbings aan
Om tot behoud van ’t  land de zee te wederstaan.
Men vindt hier op de dijk ook nog een tweetal kapen,
Heel duidelijk te zien voor wie aan ’t  roer niet slapen.
Zij dienen tot een baak bij ’t varen door de Sloot,
Een diepte in de zee, doch niet zeer wijd en groot.

 
Jan de Rijmer, Jan Bakker landman van de Gest (1831-1922)
 
Lees meer over de dorpen en buurtschappen op Wieringen, lees meer...
Op de Hoogte
Boeken
Korte films over Wieringen
De Haukes
Westerland
Quarantaine
Noorderbuurt
Hippolytushoef
Hollebalg
De Hoelm
Westerklief
Oosterklief
Elft
Noordburen
Stroe
Smerp
Vatrop
Oosterland
Den Oever
Polder Waard Nieuwland
WelkomAgendaOver onsDat was Wieringen toenMarkante WieringersWieringer traditiesWieringer dialectExcursie NieuwsFavoriete LinksWebshopDigitaal Archief